Bekendste hoekje van Orvelte ouder dan gedacht

In een van de ankerbalken in het bedrijfsgedeelte van de boerderij Flintenweg 2 te Orvelte staat het jaartal 1810 gekerfd. Lang werd aangenomen dat hier het bouwjaar mee werd aangeduid. Bij het bouwhistorische onderzoek viel echter direct op dat de eiken gebinten gekraste en geritste telmerken bezitten. En dat duidt doorgaans op een hogere ouderdom. Jaarringenonderzoek bood uitkomst. Het bleek dat het zes gebinten tellende stalgedeelte al rond 1640 werd opgetrokken. Zo'n twintig jaar later verrees het voorhuis met nog eens vier gebintvakken. Met twee royale, achter elkaar gelegen woonvertrekken was deze forse hoeve vermoedelijk voor dubbele bewoning bedoeld. 

 

Verrassende leeftijd bijgebouwen

Ook de bijgebouwen gaven verrassende uitkomsten. Zo werd de staart eveneens rond 1660 gerealiseerd. Erg vroeg, want deze voor Drentse boerderijen zo typerende uitbouwsels werden voor zover bekend pas algemeen in de 18de eeuw, toen de groeiende veestapels om meer ruimte vroegen voor stalling en hooiopslag. De losstaande schaapskooi bleek zelfs nog enkele jaren ouder.  

 

Middeleeuwse voorganger?

De bouwheer van de boerderij was waarschijnlijk Jan Dolvinge, de op een na rijkste boer van het dorp.  De hoeve verrees op een van de vijf Orvelter ‘woerden’, huispercelen die al vanaf de vroege middeleeuwen werden bewoond. Het voorste gebint van het oudste gedeelte sloot reeds aan op een constructie met onderslagbalk. Dat doet vermoeden dat het aanvankelijk tegen een ouder voorhuis werd geplaatst. Een hergebruikte gebintstijl in de staart, gedateerd op circa 1450, kan van deze voorganger afkomstig zijn geweest. Ook werd er een hergebruikt fragment van een gotisch, eikenhouten raamkozijn teruggevonden.

 

Vakwerkgevels versteend

1810 mag dan niet de bouwdatum zijn, het jaartal verwijst wel naar een grootscheepse verbouwing. Daarbij werden de ouderwetse vakwerkgevels vervangen door muren van baksteen met schuifraamvensters. De bovenste vakwerkregels kregen een tweede leven als muurplaat. Uit de daarin aanwezige pengaten valt nog grotendeels de 17de-eeuwse vakwerk- en vensterindeling te herleiden. Binnen werd in de Franse Tijd de voormalige slietenzolder boven het woongedeelte voorzien van planken en verstevigd door middel van zogenaamde leugenbalken tussen de liggers van de gebinten. Op de aldus ontstane 'zaadzolder' werd het gedorste graan bewaard.

 

Latere moderniseringen

De boerderij werd in 1975 – 1976 voor een groot bedrag verbouwd en gerestaureerd, waarbij het pand een strak gereconstrueerde westgevel kreeg. Binnen bleef er, afgezien van de nog grotendeels gave gebint- en dakconstructie weinig origineels meer over. Van de historische indeling van het woonhuis resten alleen nog de twee brandmuren. De stal en de schaapskooi zijn ten behoeve van de agrarische activiteiten intern sterk gemoderniseerd. In de staart bevindt zich nu een nogal detonerende woonruimte. Nog vrij recentelijk is het historische voegwerk op erbarmelijke wijze 'hersteld'. 

  

Gelukkig werkt eigenaar stichting Het Drentse Landschap momenteel aan nieuwe verbouwplannen waarbij de historische gegevens beter worden geïntegreerd.

De zolder van het voorhuis na de asbestsanering.
De zolder van het voorhuis na de asbestsanering.
De fraaie schaapskooi dateert al uit ca. 1658.
De fraaie schaapskooi dateert al uit ca. 1658.
Hergebruikt fragment van een 15de-eeuws raamkozijn.
Hergebruikt fragment van een 15de-eeuws raamkozijn.
Een fragment van de gebintconstructie van het woongedeelte. In rood de verwijderde onderslagbalk en andere verdwenen elementen. De onderslagbalk onderging een opmerkelijke verwisseling: hij dient nu als bovenslagbalk van de aangrenzende ruimte (zie onder)
Een fragment van de gebintconstructie van het woongedeelte. In rood de verwijderde onderslagbalk en andere verdwenen elementen. De onderslagbalk onderging een opmerkelijke verwisseling: hij dient nu als bovenslagbalk van de aangrenzende ruimte (zie onder)